Het bedieningssysteem bestaat uit 3 componenten.

1. Slingervanger
De slingervanger F houdt de slinger A vast in een uiterste stand van de slingerbeweging door middel van draadje AF. Tevens wordt in zuiltje F de uitslag van de slinger A gemeten en het aantal slingerbewegingen geteld (indirect via draadje AF).


2.
Opwinder
De opwinder J trekt de gewichten E en D op door middel van koorden BJ en CJ. Deze zijn bevestigd aan de kabels BE en CD en doorgewikkeld om de opwindtrommels B en C in het uurwerk.


3.
Computer
De computer H bestuurt, controleert en registreert de werking van de slingervanger F en de opwinder J. De elektronische klok in de computer wordt geijkt aan de absolute tijd via het radiosignaal DCF-77.

Gemakshalve geldt als voorbeeld een uurwerk met slagwerk, dat ieder uur wordt opgewonden en een seconden-slinger heeft. Dat wil zeggen dat één tik gelijk is aan één seconde, dus na 3600 tikken is de minuutwijzer één maal rond geweest.

Werking


1.
De slinger is zó afgesteld dat de klok ongeveer 5 sec. per uur voorloopt.

2.
Na 3600 tikken wordt de slinger A in de uiterst zijwaartse stand vastgehouden door slingervanger F via draadje AF. De klok staat nu stil en het gangmechanisme van het gaandwerk is geblokkeerd door de zijwaartse stand van de slinger.

3.
Omdat de klok voorloopt, heeft opwinder J de tijd om gewicht D van het gaandwerk B en gewicht E van slagwerk C op te trekken door middel van de koorden BJ en CJ. Het opwinden neemt ongeveer 3 seconden in beslag en vindt bij voorkeur plaats op 2 minuten vóór het slaan om de goede werking van het slagwerk te garanderen.

4.
De computer zorgt ervoor dat de slingervanger F de slinger A pas dàn loslaat, als de tijd van de oude klok exact overeenkomt met die van de absolute tijd in de computer.

5.
De klok loopt nu weer door tot 3600 tikken en de cyclus begint bij stap 1.